Lariwo
Digitale Vochtmeter Planten
Digitale Vochtmeter Planten
Rapitest 1825 Vochtmeter – Vochtgehalte meten
Met deze digitale vochtmeter bent u in staat om snel en eenvoudig het vochtgehalte van de grond te meten. Druk op de knop en steek de meter in de grond bij de plant. De digitale display van de meter zal een waarde laten zien tussen 0 (kurkdroog) en 9,9 (erg nat).
De vermelding op de verpakking is niet juist: batterijtjes voor de meter worden niet meegeleverd. Er dienen 3 batterijtjes van het type LR44, A76 te worden geïnstalleerd met de + pool zichtbaar aan de bovenkant.
Lusterleaf Rapitest 1825 Digitale Vochtmeter
Deze meter toont direct het resultaat van de vochtmeting in de vorm van een digitaal cijfer. Het vochtgehalte van de grond wordt gecontroleerd op het niveau waar de wortels water opnemen. Regelmatig checken van het vochtgehalte van de grond met de digitale vochtmeter voorkomt zowel te droge als te natte grond. Een getal tussen de 0 en 9,9 toont het vochtgehalte van laag naar hoog, de meeste planten kunnen niet lang tegen extreem droge grond (onder de 2,0) of extreem natte grond (boven de 8,0). Het optimale vochtgehalte voor vrijwel alle planten staat vermeld in de bijgeleverde plantenlijst (in het Engels) in alfabetische volgorde. Voor bijna alle planten is een waarde tussen de 3,0 en 7,0 prima.
Lees op deze pagina meer over het meten van grondvocht bij kamerplanten en bekijk op deze pagina de meest gestelde vragen over planten water geven.
Het is belangrijk dat u bij het meten de volgende aanwijzingen in acht neemt voor een betrouwbaar meetresultaat:
1. Vóór iedere meting de metalen sonde inclusief de punt licht opschuren met de groene kant van een keukenspons en schoonwrijven met een droge en zachte doek. Er wordt een schuursponsje bijgeleverd.
2. Zet de meter nog niet aan en druk de sonde circa 10 cm verticaal in de grond. Druk de aarde met de vingers rondom stevig tegen de sonde en zet nu pas de meter aan.
3. Meet uitsluitend in de vrije grond zonder obstakels zoals takjes, steentjes, wortels etc.
4. Wacht totdat het meetresultaat niet of nauwelijks meer verandert.
5. Voer een aantal metingen uit dichtbij elkaar en neem het gemiddelde als eindresultaat.